Danfoss DHP-C Opti W/W Manual de usuario Pagina 68

  • Descarga
  • Añadir a mis manuales
  • Imprimir
  • Pagina
    / 72
  • Tabla de contenidos
  • MARCADORES
  • Valorado. / 5. Basado en revisión del cliente
Vista de pagina 67
10.5.7 De bijverwarmingsstappen testen
1. Start de circulatiepomp door de parameter CIRC.POMP in te stellen op 100 (1 bij circulatiepomp met vast toerental).
2. Start de eerste bijverwarmingsstap door de parameter BIJVERW. 1 in te stellen op 1.
3. Ga na of de bijverwarmingsstap werkt door het menu MANUEEL TEST af te sluiten en naar het menu INFORMATIE -> TEMPERATUUR
-> AANV.LEIDING te gaan om te controleren of de temperatuur stijgt.
4. Keer terug naar het menu MANUEEL TEST en stop BIJVERW. 1 door de waarde weer in te stellen op 0.
5. Herhaal de stappen voor de eerste bijverwarming voor BIJVERW. 2 en BIJVERW. 3 afhankelijk van de daadwerkelijke zekeringwaar-
de.
6. Stop de circulatiepomp door de parameter CIRC.POMP in te stellen op 0.
10.5.8 Het DHP-A Opti-buitengedeelte testen
N
De ontdooishuntmotor heeft een looptijd van 120 s van begin tot einde.
1. Start de ontdooishunt door de parameter SHUNT ONTD. in te stellen op - (min). Controleer of de shuntmotor werkt.
2. Start de ventilator op laag toerental de waarde VENTILATOR L in te stellen op 1. Controleer of de ventilator met laag toerental
draait.
3. Start de ventilator op hoog toerental de waarde VENTILATOR H in te stellen op 1. Controleer of de ventilator met hoog toerental
draait.
4. Controleer of de temperatuur van de ontdooisensor gelijk is aan de werkelijke buitentemperatuur.
10.5.9 Testen beëindigen
1. Stel de parameter voor MANUEEL TEST in op 0.
10.6 Inbedrijfstelling
10.6.1 Bedrijfsmodus selecteren
1. Stel de warmtepomp in op de gewenste bedrijfsmodus in het menu INFORMATIE -> BEDRIJF.
2. Eventueel moeten ook bepaalde parameters in het regelsysteem worden ingesteld, zoals KAMER en STOOKLIJN.
10.6.2 Aanpassing aan het verwarmingssysteem
Als een circulatiepomp met vast toerental wordt gebruikt, moeten de instellingen van de warmtepomp worden aangepast aan het ge-
bruikte verwarmingssysteem, bijvoorbeeld vloerverwarming of een radiatorsysteem. Het temperatuurverschil (het verschil tussen de
aanvoerleiding en de retourleiding) moet 7–10 °C bedragen. Als dit niet wordt bereikt, moet mogelijk de flow van de circulatiepomp
worden bijgesteld, afhankelijk van het gebruikte verwarmingssysteem.
Het temperatuurverschil moet 3–5 °C bedragen voor het brinesysteem.
VMGFQ210 Danfoss Heating Solutions
68
Installatiehandleiding Warmtepompen voor woningen
Vista de pagina 67
1 2 ... 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72

Comentarios a estos manuales

Sin comentarios